top of page

INHOUD

De eerste vleugel van het museum MAVF, dat is ingericht in de voormalige priorij van Hunnegem in samenwerking met het Vlaams Filmarchief vzw, bevat twaalf secties. Die schetsen een levendig beeld van de filmgeschiedenis in Vlaanderen tot het begin van de jaren 1960.

Een tweede vleugel van het museum zal later de ontwikkelingen van de voorbije halve eeuw belichten.

download hier het grondplan in pdf

SECTIE 1  |  Geboorte van de film verwezenlijkt droom van Plato (1895)

Door het tonen van opeenvolgende beelden schept film een illusie van beweging. De mens is daardoor al van oudsher gefascineerd. Plato beschrijft een bioscoopbezoek avant-la-lettre in zijn Allegorie van de grot (400 jaar voor Christus). Het schaduw- en schimmenspel verovert vanuit Java het Verre Oosten en Kircher en Huygens ontwerpen in de 17de eeuw de toverlantaarn.

In 1895 bekroont de cinematograaf van Lumière het pionierswerk van een aantal Franse en Amerikaanse uitvinders.

<

Auguste en Louis Lumière.

>

Programma van de ‘geanimeerde fotografie’, zoals de eerste filmvoorstelling van de gebroeders Lumière in Brussel wordt genoemd (1 maart 1896).

Auguste en Louis Lumière
1 Maart 1896 Eerste filmvoorstelling Brussel

SECTIE 2  |  Stille film komt moeizaam van de grond (vanaf 1920)

De Franse groep Pathé domineert de ontluikende cinema in ons land. Pas na de Eerste Wereldoorlog duiken Amerikaanse producties op. Charlie Chaplin wordt wereldwijd het uithangbord van de stille film. Productiemaatschappijen zoals Paramount Pictures en United Artists, met zetel in Hollywood, groeien uit tot multinationals. In Europa neemt Duitsland de leidende rol van Frankrijk over.

In de regio Antwerpen wordt vanaf 1920 een aantal amateurfilms gemaakt. De pijnpunten zijn het gebrek aan geld en technische knowhow, en de contacten met distributeurs en exploitanten. Wel zijn de documentaires van Belgische cineasten van internationaal niveau.

Première van De Storm des Levens (1920).

Eerste Vlaamse Stille Film

SECTIE 3  |  Geluidsfilm leidt tot opkomst van de volksfilm (tweede helft jaren 30)

De Amerikaanse film The Jazz Singer (1927) bevat voor het eerst stukken gesynchroniseerd geluid. Door de plaatsing van een geluidsspoor naast het beeldspoor op de pellicule doet de geluidsfilm overal zijn intrede. Ondanks de economische crisis bloeit de filmindustrie in Hollywood als nooit te voren. De musicals zijn razend populair en Katharine Hepburn, Humphrey Bogart en kindactrice Sherley Temple groeien uit tot de helden van het witte doek.

In het zog daarvan bloeit in Brussel en Vlaanderen de volksfilm. Gaston Schoukens is de vader van de Brusselse volksfilm. De verfilming van de roman De Witte van Ernest Claes groeit uit tot de populairste Vlaamse film aller tijden. Eenmaal het gat in de markt is gevonden, produceert het koppel Kiel en Vanderheyden de ene film na de andere. Hij is de zakenman en zij het creatieve brein. De volksfilms verwerven door hun succes een vaste plaats in het cinemacircuit. Maar dat geldt niet voor de ernstige producties, zoals Het kwade oog.

<

Affiche De Witte (1934)

>

De filmset van De Witte. In het midden drinken de schrijvers Ernest Claes en Felix Timmermans een glas bier.

Affiche De Witte 1934
Filmset De Witte 1934

SECTIE 4  |  Propaganda tijdens de oorlog (1940-1945)

Vanaf de jaren 1920 wordt de film almaar meer gebruikt voor propagandadoeleinden. In de Sovjet-Unie vormt die het belangrijkste wapen om de massa te doordringen van de communistische ideologie. Het schoolvoorbeeld in dit genre is Triumf des Willens van Leni Riefenstahl dat de machtspositie van de nazipartij etaleert. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zit ook de Vlaamse film in dat keurslijf. Ondanks de censuur blijven Kiel en Vanderheyden langspeelfilms maken. De bezetter ondersteunt de productie van heimatfilms. Jan Vanderheyden wordt in 1949 veroordeeld wegens collaboratie.

<

Business as usual: het verlovingsfeest in de film Veel geluk Monika (1941). De film bevat geen enkele verwijzing naar de oorlog.

>

Het Ufa-journaal, met een nationaalsocialistische kijk op het wereldnieuws, zit in het voorprogramma van elke filmvertoning.

Veel Geluk Monika | 1941
UFA-journaal

SECTIE 5  |  Film verliest monopolie door onstuitbare opmars TV (na 1945)

Na de Tweede Wereldoorlog blijft de film veruit de belangrijkste vorm van massacommunicatie. De positie van de Amerikaanse filmindustrie als marktleider komt niet in het gedrang. Wel komen nieuwe genres tot bloei, zoals het neorealisme in Italië. Toch ondermijnt de snelle opkomst van de televisie dat monopolie. Noch de projecties op groot scherm, noch kleurenfilms in stereo van groots opgezette spektakels, zoals Ben Hur, keren dat tij.
De naoorlogse vloed van Amerikaanse films remt de doorbraak van de Vlaamse producties. Brabo Film en Pardon Films imiteren de formule van Edith Kiel en Jan Vanderheyden die vanaf 1952 opnieuw volksfilms maken. De ernstige film gooit internationaal hoge ogen, maar is commercieel geen succes.

<

In zijn documentaire Bwana Kitoko brengt André Couvin verslag uit van de Congoreis van koning Boudewijn (1955). De titel verwijst naar zijn bijnaam ‘mooie heer’.

 >

Meeuwen sterven in de haven vertelt de doortocht van een getormenteerde man in de kosmopolitische havenstad Antwerpen. Met Dora Van der Groen (prostituée) en Julien Schoenaerts.

Affiche Bwana Kitoko | 1955
Dora Van der Groen en Julien Schoenaerts in Meeuwen | 1955

SECTIE 6  |  Structurele veranderingen doen tij keren (begin jaren ’60)

Het begin van de jaren 1960 is een scharnierperiode. De dood van Jan Vanderheyden en Gaston Schoukens betekent letterlijk het einde van de volksfilm. Langzaam aan waait er een nieuwe wind omdat er een oplossing komt voor de belangrijkste knelpunten waarmee het Vlaamse filmbedrijf kampt.

Het Derde Festival van de Belgische Film in Antwerpen bekroont de fotografie van Het meisje en de madonna uit 1958. Links heffen Louisa Lausanne, Alice Toen en Odette Moni het glas. Rechts doen Jaak Germain, Denise De Weerdt en François Bernard dat.

Het Meisje en de Madonna | 1958

SECTIE 7  |  De Vlaamse volksfilm In vogelvlucht (1935-1961)

De Acteurs & Affiches

SECTIE 8  |  Van pellicule naar digitale projectie

In de loop der jaren zorgen verschillende materiële dragers voor de weergave van de filmbeelden en in de sector zijn diverse bandbreedtes gangbaar.

Lange tijd is celluloid pellicule de drager van filmbeelden. Dat transparante vlies heeft een drager (eerst van nitraat, later van acetaat en polyester) en een dunne kleeflaag die het fotografische beeld fixeert. Vanaf 1909 is 35 mm bandbreedte de standaard voor filmprojecties. Celluloid ruimt plaats voor magnetische opnamen (vanaf 1963) en een digitale beeldregistratie (na 2000).

In de amateurcinema zijn verschillende bandbreedtes gangbaar. Pathé Baby ontwikkelt in 1922 een pellicule van 9,5 mm. Kodak brengt in 1923 de 16 mm camera op de markt, gevolgd door de super 16 mm film. Later ontwikkelt Kodak de 8 mm film (1932), de Super 8 mm film met een ingebouwde cassette (1965) en de Super 8 mm geluidsfilm (1973). De videotaperecorder, die in de jaren 1950 wordt ontwikkeld, is de voorbije decennia algemeen verspreid.

In de voormalige projectiecabine in Ciné Eden in Geraardsbergen staan twee 35mm projectoren van het Duitse bedrijf Bauer uit de jaren 1930. Dat type is een halve eeuw later nog gangbaar. De projectoren, die met elkaar zijn verbonden, spelen afwisselend een filmrol. Een film van negentig minuten telt doorgaans vijf rollen. Wanneer de tweede projector opstart, sluit een klep het licht van de eerste automatisch af. Twee koolstaven (één plus en één min) geven een hel licht voor de projectie. Achter elke projector staat op een voet een draaitafel voor een 78 toeren grammofoonplaat die synchroon geluid geeft bij de film. De luidspreker bovenaan controleert het geluid in de zaal en links tegen de muur hangt een geluidsversterker. Vanuit het kijkgat in de voorste wand naast elke projector ziet de operator of het beeld in de zaal scherp is en goed gekadreerd.

Projectiecabine Ciné Eden te Geraardsbergen

SECTIE 9  |  Totstandkoming van een film

De première van een film bekroont het werk van vele maanden of jaren. De realisatie telt vier fasen: de voorbereiding, de opname, de montage en ten slotte de promotie, distributie en projectie. Bij de totstandkoming zijn zeer velen rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken. De generiek vermeldt hun namen.
De eerste fase, die vaak het meeste tijd in beslag neemt, is het vastleggen van de afspraken. Het maken van een film is hard labeur. De monteur staat voor de uitdaging om de beelden ritmisch met elkaar te verbinden tot scènes, sequenties en ten slotte een samenhangende film. De contacten met distributeurs en cinema-uitbaters bepalen het succes van een film. Van groot belang zijn ook de contacten met de pers.

35mm montagetafel

Montage tafel 35mm film

SECTIE 10  |  Katholieke zuil krijgt geen vat op filmindustrie

 Vanaf 1905 worden overal te lande cinema’s opgericht. Het interbellum is een bloeiperiode en na de Tweede Wereldoorlog beleeft de bioscoop hoogdagen. Op het ogenblik van de eerste televisie-uitzending in 1953 telt ons land 1.500 filmzalen met 750.000 zitplaatsen. Jaarlijks worden 1,1 miljoen tickets verkocht, wat betekent dat iedere Belg gemiddeld één keer per maand naar de cinema gaat. Sindsdien gaan de cijfers snel bergaf.

Wij illustreren de bewogen geschiedenis van de cinema aan de hand van de ontwikkelingen in Geraardsbergen. Ook hier probeert de katholieke zuil de film in haar greep te krijgen, maar dat medium past in geen enkel keurslijf. Vanaf de jaren 1920 knagen Duitse operettes en vooral Amerikaanse producties aan het monopolie van de Franse film. De opmars van de TV leidt tot de sluiting van alle cinema’s, waarna buiten het centrum een nieuw cinemacomplex tot stand komt.

Briefhoofden van Geraardsbergse cinema's

Cinema Eden Geraardsbergen
Cinema Alhambra Geraardsbergen
Volkscinema Geraardsbergen

WORDT VERVOLGD...

bottom of page